Welke hout soort moet ik nemen, als ik een lepel of vork wil snijden?
Dat is een goede vraag!
Als je nog niet zo ervaren bent, kun je beter een zachte houtsoort nemen, zoals lindehout, vlierhout, wilg, populier en appelhout.
Deze houtsoorten zijn fijn van structuur, dat betekent dat de draad van het hout bijna ziet zichtbaar is.
Het hout is compact gegroeid.
De kleur van deze houtsoorten is licht geel tot wit, een beetje saai.
Het voordeel is dat het hout makkelijk snijdt, vooral als het nog vers is.
Deze twee lepels heb ik uit vlierhout gesneden.
Het is mooi fijn hout, waarin je goed details kunt snijden.
Het laat zich ook goed glad polijsten.
Voor de andere houtsoorten hier boven genoemd geld ongeveer het zelfde.
Na een tijd wordt je vanzelf handiger in het maken van lepels en kun je wat harder hout kiezen.
Dan zijn geschikte soorten: berkenhout, beuken, kersen en noten.
Belangrijk is ook hier de fijne structuur van het hout.
Daarom is b.v. eiken minder geschikt, dat heeft lange sterke vezels.
Zo wie zo is daarom al het timmerhout niet zo geschikt.
De lepels hierboven zijn allemaal gemaakt van berkenhout.
Berkenhout is wit tot licht geel van kleur, maar als er slaap in zit kan het ook donker gemêleerd zijn, met zwarte lijnen,
zoals de middels.
Je ben nu helemaal enthousiast van het lepels snijden, dan ga je vanzelf op zoek naar mooie stukkenhout, die ook interessante kleurpatronen hebben.
En een uit daging zijn om daar een mooie lepel of vork van te maken.
Hieronder zie je een vork van seringen hout, dat is hard, heel mooi compact en prachtig van kleur met geel, oker, paars en lila kleur verlopen.
Zo kom ik bij de hardere en interessante houtsoorten, zoals taxus, seringenhout, gele regenhout, peer en buxus.
Bij deze houtsoorten moet je wat meer kracht hebben voor het snijden.
Door het polijsten ontstaat een mooi glad en strak oppervalk.
In de webshop kun je verschillende lepels zien en kopen.
Je kunt ook een workshop volgen in mijn werkplaats.
